Liesbeth

MAM SA NGOL

Mama's zetten zich in voor het welzijn van de familie en de gemeenschap

Het levenswerk van Liesbeth Marques

Hieronder vindt u de getuigenis van Koenraad Marques, neef van Liesbeth, voorgedragen tijdens haar uitvaartdienst van zaterdag 2 april 2016 in de Onze-Lieve-Vrouw kerk te Herent.

 

Elisabeth Jozefa Gabrielle Marques werd geboren te Brugge op 19 maart 1930. Zij was de op één na oudste in een gezin van zes kinderen. In het St Janshospitaal werd zij gedoopt door haar oom. Toen zij negen jaar oud was, overleed vader Leo na een langdurig ziekbed, op de vooravond van de tweede wereldoorlog. Grootmoeder Elise Vereecke kwam in het ouderlijk huis te Torhout te wonen om het gezin gedurende de oorlog te ondersteunen.

 

Tante Lies deed haar middelbare studies op St Vincentiusschool te Torhout, richting Snit en Naad. Na deze opleiding bleef ze een jaar thuis om in het huishouden te helpen.

In september 1950 startte ze de studies voor verpleegster in het St Elisabethinstituut te Ukkel. Hierna volgde een opleiding tot vroedvrouw in het St Rafaëlziekenhuis op de Capuceinenvoer te Leuven. Als voorbereiding op haar vertrek naar Congo volgde ze een opleiding Tropische ziekten in Antwerpen.

 

Hoe is tante Lies ooit in Congo beland?

Dit verhaal werd mooi opgetekend in een artikel van Kerk en Leven. Ik lees voor: "In de jaren 50 kwam er een noodkreet vanuit Congo. De Congolese bisschoppen vroegen aan België 'verpleegkundigen' om hun lokale gezondheidscentra operationeel te maken; er stonden wel gebouwen maar er waren geen gezondheidswerkers. Deze oproep werd opgepikt door de Belgische bisschoppen en die roep werd eveneens gehoord door heel wat jonge vrouwen. Missionaris worden sprak immers deze jeugdige mensen wel aan, echter niet in de lijn van een of andere congregatie, maar als zelfstandige vrouwen, rechtstreeks onder de leiding van de lokale bisschop. Deze autonomie gaf hun heel wat bewegingsvrijheid en dat had zo zijn voordelen". Als jonge vrouw kende tante Lies al langer het verlangen om “iets te gaan doen”, maar ze had er nog geen handen en voeten kunnen aan geven. Zij ging dus graag in op deze oproep. Als “medewerkster van het apostolaat” kreeg ze een geëigende pastorale en geestelijke vorming en opleiding. Ze gaf op een bepaald moment formeel haar jawoord aan de Kerk en dit voor haar leven.

Op 17 juli 1955 vertrok ze samen met een andere verpleegster uit Oostkerke naar Congo. Na zes weken stage in het ziekenhuis te Luluaburg gingen ze samen naar een missiepost van de paters Oblaten te Banga-banneux, gelegen in West Kasai, bisdom van Idiofa, op het grondgebied van bashilele’s en bandjembes. Haar taak daar was om een dispensaire en een materniteit weer op poten te zetten. In dit zeer uitgestrekte en dun bevolkte gebied, was de dichtstbijzijnde dokterspost meer dan 200 km ver weg. In de 70-er jaren was tante Lies werkzaam in Kimputu. Haar laatste missiepost was in Idiofa, een wat grotere stad, waar ze verbleef tot 2014, toen ze noodgedwongen terug naar België moest komen.

 

De activiteiten van tante Lies gedurende deze 59 Congolese jaren waren zeer divers: opstarten van dispensaria, opzetten van beroepsopleidingen voor jongeren, stichten van vrouwengroepen, de bedeling van sojapap voor ondervoede kinderen, regelen van opvang voor tienermoeders, verzorging van patiënten met malaria, tuberculose, of lepra. Bij een bepaalde stam waar zij werkte was er een grote moederlijke sterfte bij de bevalling tengevolge van het kleine bekken van de erg kleine, zwangere vrouwen; daar deed tante Lies vele bevallingen zelf met toepassen van symfysiotomie, iets wat vrij revolutionair was en eigenlijk alleen voorbehouden aan artsen. Verder was zij heel vaak betrokken bij allerlei beslommeringen omtrent aanschaf van materialen voor de bouw van klaslokalen, inrichten van tehuizen voor wezen en ouderlingen.

 

Middels een eindeloze reeks brieven aan haar moeder, tante, broers en zusters, schoonzussen en belangstellenden, hield zij het thuisfront tot in detail op de hoogte van haar activiteiten. In respons kreeg zij dan ook alle nieuwtjes en gebeurtenissen van de familie uit Vlaanderen te lezen. Deze uitgebreide briefwisseling was trouwens een goudmijn voor mijn postzegelverzameling. De laatste jaren werd communicatie gemakkelijker toen er een operationeel telefoonnetwerk in Congo werd gerealiseerd.

 

Door haar sterke band met de familie, kennissen en vrienden op het thuisfront in België en daarbuiten, lukte het aardig om de steun en middelen voor haar projecten te bekomen. Ik kan me nog levendig de missietentoonstelling in Meerbeek herinneren, alsook de vele concerten en diners in huize ter Balling 'met de schoendoos' waarin een bijdrage voor tante Lies kon worden gedeponeerd. Sommigen hier aanwezig zullen zich dit ongetwijfeld herinneren.

 

Daarnaast was tante Lies ook onvermoeibaar in haar zoektocht naar sponsoring voor projecten bij nationale en internationale organisaties, zoals Memisa en Oxfam of de Alumnivereniging. De daarbij horende eindeloze berg papierwerk nam ze er voor lief bij. Ook de missieprocuur van de Oblaten te Korbeek-Lo onder leiding van pater Staes, speelde een kapitale rol in de realisatie van haar projecten. Daarnaast was tante Lies in staat om jonge mensen in België te enthousiasmeren voor haar projecten, zoals we straks nog zullen horen.

 

Om de 2 tot 3 jaar kwam zij op vakantie in België, bij voorkeur in de zomer want dan was het minder koud. In huize ter Balling was steeds een kamer voor haar gereserveerd; zij had daar een eigen kleerkast met extra warme kledij. Voor onze moeder zaliger waren deze vakanties steevast aanleiding om tante Liesbeth weer eens beetje op gewicht te krijgen (als ik het op een nette manier uitdruk), door extra lekker te koken.

 

Wie niet beter wist, kon zich gemakkelijk vergissen in tante Lies. Ze kwam iel, bedeesd en schuchter over. Maar ondanks de vele politieke strubbelingen, wijd en zijd verspreide corruptie van locale officiële instanties en overheden wist ze met haar westvlaamse koppigheid en standvastigheid en een rotsvast geloof haar doelen te bereiken.

 

Het was de vurige wens van tante Lies om in Congo te sterven, want zoals ze zelf zei: ”er is daar toch grond genoeg”. Dat is haar niet gegund; een te zwakke lichamelijke en geestelijke gezondheid maakte een terugkeer onmogelijk. Het gedichtje van Toon Hermans is hier erg toepasselijk:

 

Verder van de wereld weg

elke dag een beetje

dichter naar de hemel toe

Elke dag een treetje

 

 

Met haar overlijden op paaszaterdag heeft zij nog wel de “echte Paasvreugde” mogen beleven.

Wij voelen ons getroost dat zij aan deze kant van de weg in de gedachten van velen voortleeft en aan de overkant van de weg met open armen ontvangen wordt.

 

 

 

 

Webdesign Tord Skoog